Kavelruil draagt flink bij aan grondmobiliteit
De vrijwillige kavelruil heeft na een sterke terugval in 2000-2003 een comeback gemaakt. In de laatste vijf jaar is gemiddeld 7.100 ha landbouwgrond per jaar via dit instrument overgedragen. Relatief wordt veel landbouwgrond in het noorden en oosten van het land via vrijwillige kavelruil overgedragen; in het zuiden gebeurt dat veel minder. Dit blijkt uit een verkenning van Kadaster en Wageningen Economic Research in opdracht van a.s.r. vastgoed vermogensbeheer.
Het instrument vrijwillige kavelruil
De klassieke methode om de verkaveling aan te passen is de wettelijke herverkaveling op basis van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg, de opvolger van de Landinrichtingswet 1985) die in werking is getreden op 1 januari 2007. Hierbij is de grondruil verplicht. De laatste jaren wordt deze methode van landinrichting steeds minder toegepast. De ‘ruilverkaveling bij overeenkomst’ (vrijwillige kavelruil of kortweg: kavelruil), ook onderdeel van de Wilg (art. 85-88), kenmerkt zich echter door het vrijwillige karakter van de grondruil. De eenvoudigste vorm is de losse kavelruil met drie deelnemers. Dat drietal, veelal agrarische ondernemers, is minimaal nodig om ervoor te zorgen dat de verkrijgers worden vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Een andere voorwaarde is dat de betreffende kavelruilovereenkomst wordt vastgelegd in openbare registers.
Kijk voor meer informatie in de PDF.